20 t/m 22 mei 2017
Gruis en de geur van gras
Recensie door Arianne Kamsteeg
Het tentoonstellingsprogramma van PLAYTIME, de elfde editie van K_nstvl__i Festival, valt wellicht het best te omschrijven als een uit de hand gelopen reeks elevator-pitches van kunstruimtes. 23 project spaces uit binnen- en buitenland tonen zichzelf binnen een ‘elastische tentoonstelling’, waarbij het programma van de kunstruimtes niet door fysieke grenzen, maar door een strikt tijdsschema afgebakend wordt.
Echter, waar een elevator-pitcher zich bekwaamd om binnen afzienbare tijd, volgens een nauwgezet patroon en standaard regels tot een duidelijke kern te komen, verlopen de dertig minuten welke iedere kunstruimte mocht vullen nauwelijks volgens ‘de regels’. Ze stellen meer vragen dan dat ze antwoorden geven; en wordt er vooral niet binnen enige lijntjes gekleurd. Iedere kunstruimte, kunstenaar of performer baant zo zijn eigen weg binnen een wirwar van presentaties. Zo ook Milena Naef – de inzending van Kunsthuis Syb – die hier haar eigen invulling aan gaf.
Een tentoonstelling waarin de werken door tijd worden gescheiden, bevraagt in het beginsel de eigen structuur, iets wat in het werk van Naef een terugkerend thema is. De uitgangspositie van deze ‘tentoonstelling’ is dan ook een kolfje naar haar hand, zeker gezien het grote aantal aanwezige structuren waar ze zich tot moet, wil, kan en zal verhouden: van hoe je omgaat met de structuur van de opdracht en het concept van de expositie, tot aan de ruimte; en niet te vergeten de architecturale structuur ín de ruimte zelf – welke tegelijk de enige echte (fysieke) barrière van deze Kunstvlaai editie kenmerkt. De schijnbaar eindeloze mogelijkheden hadden het werk echter ook kunnen blokkeren, net als het structurele ‘probleem’ waar de kunstenaar de afgelopen tijd mee te kampen had: het ontbreken van een studio. Voor de performance Walking Green heeft Naef zich daarom tijdens de aanloop maar gewoon weer, zoals dat gaat, laten leiden door de omstandigheden. Dit maal resulteert dat – in tegenstelling tot het werk Fleeting Parts waarmee ze de Sybren Hellinga Kunstprijs van 2016 won – niet in klassieke, zware, bewerkelijke en breekbare materialen die uitgesneden zijn op haar lichaam, maar in een performance met een geïmproviseerde route en een ‘ready-made’ materiaal, dat zo is af te halen bij uw tuincentrum om de hoek.
Aan het begin van haar dertig minuten sleurt Naef een grote blauwe Ikea tas met daarin twee keurig opgerolde graszoden naar binnen. We zien haar wat rondscharrelen, haar schoenen uittrekken, de rug rechten en van start gaan. Zodra ze een van de zoden uit de tas haalt, vult de ruimte zich met de geur van gras – de geur van buiten. Voorzichtig legt Naef de zode aan haar voeten, stapt er op en rolt hem uit, totdat het einde van de groene loper met een plof en een klein wolkje aarde tot stilstand komt. Terugkerend op haar schreden sjort ze de volgende zode omhoog, loopt hem naar het einde van de eerste rol, stapt er op en rolt hem uit, totdat het einde van de groene loper met een plof en een klein wolkje aarde tot stilstand komt. En ze gaat weer terug naar het begin, rolt en tilt de vorige zode op, neemt hem mee via het groen en verbindt hem met de volgende. Zo baant ze zich een weg door de ruimte, een spoor scheppend van nabeelden bestaande uit grasjes en afgebrokkelde aarde. We zien haar onverstoorbaar de handeling herhalen, keer op keer en kris kras door de Salon van de Stadsschouwburg heen. Zo wordt ook het houten object in de ruimte, de ‘huisstijl’ van Kunstvlaai, zonder blikken of blozen even met het gras bedekt. Als Naef dwars door het publiek heen wil, doet ze dat. Staande op haar graszode, scherp om zich heen kijkend, zoekend naar de volgende baan, weet ze de zaal te cultiveren.
De handeling is al snel duidelijk, haar route niet, maar die volgt in het werk. Deze relatieve duidelijkheid geeft ruimte om andere zaken op je in te laten werken. Naast de geur van gras, die na een tijd opvallend zoet blijkt te zijn, horen we het doffe stappen op gras, het gezucht van Naef, het plofje van het uitrollen. De toeschouwers kunnen met elke op-en-af-rol, de zoden bijna zwaarder horen worden. We zíen ze in ieder geval per stap zwaarder worden, zoals we haar hoofd roder en haar voeten en handen steeds donkerder zien kleuren. We zien de gelakte houten vloer van de Salon, die zo keurig netjes afsteekt tegen dit andere natuurproduct; welke in elke andere context ook zo keurig netjes zou zijn, bezaaid raken.
Milena Naef laat ons zo gaandeweg focussen op de structuur van de ruimte, van de tentoonstelling, maar geeft daarnaast ook vorm aan een meer immaterieel vraagstuk waar ze al een tijdje mee rond loopt. Hoe baan je je als jonge, afgestudeerde kunstenaar een weg door het kunstenlandschap? Nou, zo dus: stapje voor stapje, zwoegend, keuzes makend, vriendelijk vorsend je publiek aankijken en ze vragen met je mee te doen, of een stapje opzij te zetten. En zo tilt de jonge kunstenaar vele minuten lang haar werk op, neemt het mee en rolt het voor haar uit. Een fysieke cirkel maakt ze expres niet, in plaats daarvan trekt ze met horten en stoten een prettig hoekig patroon over het geometrische parket.
En dan is het plots voorbij, met een geurend groen tapijt dat toevallig tot mijn knieën rijkt. Met een kunstenaar die er voor nu duidelijk genoeg van heeft. Wel moet de rommel van haar reis nog opgeraapt worden. Het kleine grut verdwijnt met een stoffer en blik, de grote zoden in een rolkoffer. Later op de avond grapt Naef dat ze de zoden los gaat laten. Ze ergens in een Amsterdams perkje de vrijheid zal geven. Ze heeft het buiten naar binnen gehaald en nu mag binnen weer buiten spelen.
Deze tekst werd geschreven in het kader van het schrijversprogramma van SYB. De tekst mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.