15 september t/m 21 oktober 2015
In den vreemde
Recensie door Julia Steenhuisen
John Kørner en ik kijken naar één van zijn schilderijen. Zwevend boven een uitgestrekte horizon zien we een man lopen, over zijn schouder draagt hij een in een laken gewikkeld lichaam.Vervolgens kijken we naar een zeegezicht met een uitvergrote sneaker die op het water dobbert. Het zijn twijfelachtige verwijzingen naar de vluchtelingenproblematiek. Op het volgende doek zien we een berglandschap met een gemetselde muur, en op een ander panorama met uitvergrote witte plastic stoel. De wereld die Kørner neerzet geeft hij vorm door verfstreken, spatten en kleur. Dat hij gebruikmaakt van herkenbare hedendaagse elementen maakt de werken vervreemdend – maar geeft ze tegelijkertijd ook gewicht en betekenis, aldus hemzelf.
Ik denk aan Camus’ roman De Vreemdeling als ik Kørners werken bekijk – een ogenschijnlijk eenvoudig relaas van een mens die rondwaart in een wereld zonder zin en betekenis. Wanneer de onverschillige hoofdpersoon Meursault op een zondag op het strand in een gewelddadige situatie verzeild raakt, komt hij ertoe om zonder duidelijk motief een man te doden. ‘Het was de zon’, zo verklaart hij voor de rechtbank, zich verzettende tegen een verdere noodzaak om zijn daad te verdedigen. Uiteindelijk wordt hij tot het schavot veroordeeld. De Vreemdeling is een lofzang op het aardse leven boven het metafysische bestaan. Een wereld zonder autoriteit om op terug te vallen, of een hiernamaals om de ellendige vergankelijkheid te verzachten. Het absurditeitsbesef van Meursault komt niet voort uit emotionele ongevoeligheid, maar uit onverschilligheid. Een leegte ten aanzien van de wereld, een vervreemding van het leven.
Het is eenzelfde vervreemding die ik zie als Kørner mij laat zien wat hij in Kunsthuis SYB gemaakt heeft. De werken die hij vervaardigde zijn alle horizontaal georiënteerd, wijds, groen en met grijze luchten. Hiermee verwijst hij naar de Hollandse landschappen en de vele bekende schilderijen die dit afbeelden – en daarmee doelbewust ook de vooroordelen over de omgeving bevestigend. Maar was het inderdaad dit landschap dat ik zag toen ik met de bus hierheen kwam? Het was maandag toen ik de reis van Amsterdam naar Beetsterzwaag aflegde. Met de trein naar Heerenveen, met de bus vanaf Heerenveen tot aan halte Hoofdstraat in Beetsterzwaag. De bus! Geïntrigeerd door het landschap staarde ik naar buiten, naar de industrie die het gebied in bezit genomen heeft. Ontheemd van wat mij als stadsmens bekend is betrapte ik mezelf op exotisme betreffende het platteland. Toen ik eenmaal Kunsthuis SYB bereikte vertelde Kørner me over zijn eigen observaties van het dorp. Zijn verwonderingen over de omgeving bleken gelijkaardig aan die van mij. Kørner vindt de mensen vreemd, en de mensen vinden hem vreemd. Hij vertelt verder over hoe een wandeling in het bos hem de omgeving deed leren kennen, maar ook hoe hij de wandelaars leek af te schrikken.
Als de avond valt besluiten Kørner en ik te gaan eten in de Hoofdstraat. De maandagavond brengt ons bij het enige geopende etablissement van de straat: snackbar De Jong. De tafels zijn bedekt met kleedjes, de vrouw achter de toonbank helpt ons charmant, in aarzelend Engels. Kørner vertelt me verder over zijn familie die oorspronkelijk uit Deens Friesland komt en dat hij op die manier verbonden is met de omgeving. Toch vertelt hij hoe hij ook in zijn voorbereiding op zijn residency enkel vanuit de verbeelding te werk ging. In Friesland ziet hij potentieel voor een nieuwe vorm van agricultuur, maar naar dit thema deed hij geen specifiek onderzoek met behulp van bronnen of archiefmateriaal, maar uitsluitend op denkkracht. Er niet te nauw bij betrokken zijn lijkt voor Kørner de manier te zijn om de wereld op afstand te houden. En ook de residency als geheel is voor Kørner een poging tot ontheemding. Maar het is wel hierdoor dat hij een wereld kan neerzetten zonder logische samenhang; een irrationele wereld.
Hoe verleidelijk het is om onwaarschijnlijke, droomachtige voorstellingen te duiden als verwijzing naar het onderbewuste. Hoe eenvoudig het is daarbij een explosieve manier van schilderen te begrijpen als mystiek, als glimp van een metafysische werkelijkheid. De vloeiende, waterige verf waarmee Kørner zijn landschappen heeft neergezet maakt ze inderdaad ongrijpbaar, grillig in hun zijn. Waarschijnlijkheden en onwaarschijnlijkheden lopen in elkaar over. Maar een verwijzing naar een andere werkelijkheid is het allerminst. Het lijkt een verbeelding van het leven van de moderne mens die zich net zoals Meursault zappend en blindelings door het leven voortbeweegt, in ongebonden relativiteit.