28 t/m 28 juni 2015
NO SOLID GROUND
Recensie door Anne Marijn Voorhorst
CROSS SECTION OF A LANDSCAPE #2 – Yeb Wiersma & Miek Zwamborn
In korte broeken tillen wij onze benen op. Zeeklei blijft kleven aan onze benen, vanaf de voeten tot aan de kuiten. Ik hoor niemand praten, de wind op het wad heeft ruim baan en zwiept langs alle oren.
Nergens eerder zo’n gelijke verdeling van lucht en grond gezien, en ik merk hoe mijn lichaam zich hierop instelt: het hoofd denkt niet meer maar zweeft – de lucht drukt de gedachten neer – en de voeten willen alleen maar ploegen. Vooruit, het vergezicht vraagt erom bereikt te worden, de leegte wacht om ingevuld te worden door onze lijven.
Vandaag zijn we al wandelend onderzoekers van het wad. De overrompelende ruimte en horizontale lijnen in deze tocht, ‘No Solid Ground’ genaamd, staan in schril contrast met Yeb Wiersma’s en Miek Zwamborns vorige editie ‘Cross Section of a Landscape’: een wandeling door de bossen van Zuid-Limburg. Hier overheerste de dichte begroeiing en details van planten. Onder leiding van een botanist liepen zij deze tocht. Een reis die werd verrijkt met citaten en beelden uit eigen werk en dat van geleende schrijvers, amateurs en wetenschappers.
Vandaag leidt Yeb de tocht in door een fragment voor te lezen uit het boek Aquaphobia, Tulipmania, Biophilia: A Moral Geography of the Dutch Landscape van filosoof Hub Zwart:
“(…) Roman visitors were most of all struck by the formlessness of this damp an drairy world, by the lack of clear distinctions between land and water.
(…) It was an environment, so to speak, without a face.”
Het slijk slurpt en trekt en dwingt ons opnieuw uit te vinden hoe te lopen. Een geur van rotting stijgt op uit de diepere aardlagen. Het slik is een grondsoort die beide getijden kent, legt gids Rob uit. De laag onthoudt de ondergrond van zuurstof. En door onze ploegende voeten krijgen de gezonken, organismen de kans zich te mengen met lucht en een voor ons waarneembare geur te vormen
Ja, die lijn in de verte, die de lucht scheidt van grond, zet ook een streep op het lichaam: alles van heupen tot hoofd is vederlicht, doet het tijdsbesef verdampen, en maakt de onderkant (van heupen tot voeten) moeizaam en ernstig.
Deze tegenwerking doet ons wankelen. Het ene deel wegvliegend als een ontsnapte heliumballon, het andere dat zich in de aarde wil storten en wil wroeten als een mol.
Overal laten we lijnen achter, die niet zo recht blijken als we dachten. Achterom kijkend lijken we op dronkenlappen die een onvaste koers volgen.
Dan verschijnen er miljoenen kleine kronkels op het spiegeloppervlak van het wad: de uitwerpselen van pieren, die er precies zo uit zien als zijzelf. Stel je voor dat alle dieren zouden poepen in de vorm van zichzelf, er zou geen plaats meer zijn om te leven.
We verzamelen ons rondom Miek. Ze plant twee bamboestokken in het wad en hangt een paar wild protesterende papieren op. Tussen de rukwinden door, zien we afbeeldingen op de vellen van het werk Tidal Series (1969) van de Boyle Family. Miek vertelt over het werk, dat uit veertien studies bestaat van steeds dezelfde vierkante meter op het strand van Camber Sands, vlakbij Sussex. Met een onderbreking van twaalf uur, vingen de kunstenaars iedere dag twee keer het oppervlak, voor een week lang. Ze gebruikten hars en glasvezel om de vormen van het zand te omsluiten, die iedere keer weer verschilden van de vorige twaalf uur door de wisseling van de getijden en weersomstandigheden. De kunstenaars hebben, zo zeggen ze, geen invloed gehad op de ontstane gedaanten van de werken, op de keuze voor die ene vierkante meter na.
We beginnen aan de terugweg. De horizon waaraan de schim van Terschelling te zien is laten we achter ons, en we richten onze blik naar voren, naar kerktorens en groen.
In de verte zien we omgespitte klei: onze voetstappen van een uur geleden liggen er nog even vers bij. Onze sporen verdwijnen niet zomaar. Zoals de levensduur van een glazen fles in de berm een miljoen jaar is, is die van een voetstap op het wad zo’n zes uur, tot het volgende hoogtij.
In de leegte schuilt de volheid, merk ik, als de grond onder onze voeten vaster wordt. Zilte, droge plakken grond waarop je veert. De breuken bepalen het ritme van het landschap. Afscheid van bossen zeekraal en paniekerig piepende kluten en scholeksters.
De terugkomst van vastheid, het grasveld dat tot de dijk leidt. Het geel van de boterbloemen en het groen van gras springt de ogen in alsof ik hallucineer. Hier volgt de ontdekking dat het een illusie is dat de horizon vastzit, hij slingert, deint als golven. Ik stop wat zeekraal in mijn mond om zeker te weten dat het wankelen niet door de honger komt.
Met schone, warme kleren aan zitten we aan tafel bij Louwrien Wijers en Egon Hanfstingl. Kommen dampende ‘Blissful Peace Soup’, bereid door Egon, laten ons langzaam landen in de wereld die plots zo nieuw lijkt.
Louwrien vertelt over haar ontmoetingen: Andy Warhol, Joseph Beuys, Robert Filliou, de Dalai Lama… Ondertussen probeer ik niet mijn ogen dicht te knijpen zoals op het wad, om de intensiteit van de wind en het licht te verminderen.
Met wakkere blik ontvouwt Louwrien haar ideeën over ‘Groundlessness’, waarmee ze opnieuw onze ervaring van het wad voedt. Ik denk aan de uitspraak van Warhol: “To be really rich, I believe, is to have one space. One big empty space.”
Als ik op het punt sta te vertrekken, de auto in, terug naar Amsterdam, overhandigt Yeb me twee posters die ze maakte voor deze tocht. Er zijn afbeeldingen te zien, waarin ik het landschap van deze dag herken. Twee gestapelde rechthoeken in grijstonen zie ik, met op de horizon een scherpe plooi. De RISO techniek geeft de foto’s een mat karakter. Op de andere zijde dwarrelen woorden die associëren aan het wad – dwaalgast, kokkel, bontbekje, zeekraal. De tweede poster toont zwart-gele geometrische blokjes van het semafooralfabet, waarin een boodschap schuilgaat.
Weken na de wadlooptocht zit ik in de trein in Noord-Italië. Hij rolt door het landschap van de Dolomieten, de donkere bergen vragen erom je gedachten vast te haken aan de rotsen. Geen van de andere reizigers lijkt er gehoor aan te geven. Ik lees de zin in de mail die Yeb en Miek ons nasturen:
“I’d rather slog through mud than indifference”
– Fragment van Francis Ponge: Unfinished Ode to the Mud