26 t/m 26 april 2014

“IK GA OP REIS” ZEI HET ZEBRAPAD

Recensie door Judith Spijksma

In Beetsterzwaag begaf jong en oud zich op Koningsdag op straat om de optocht door het dorp te zien, een jaarlijks hoogtepunt. Het dorp werd overgenomen door mensen in kippenpakken, hippies en heksen, masterchefs en Klein Duimpje die aan het eind van de rit uit zijn te grote laars viel. Er was een immense kippenboerderij (Kiptopia) die een spoor van veren achterliet en een kerncentrale ‘Fukuzwaag’ met loeiende sirenes en mannen in witte pakken. Vrijwel het hele dorp was uitgelopen om alle pracht en praal in de hoofdstraat en kleine dorpsstraten van Beetsterzwaag te bewonderen. Na afloop zijn de resten van de optocht nog lang zichtbaar geweest door de vele kippenveren langs de weg.

Te midden van de uitgedoste bewoners met groots opgezette wagens van papier-maché of andere bouwmaterialen, bewoog het werk van Laura Bolscher zich langzaam en bescheiden voort. Bolscher maakte voor de optocht drie ‘wagens’: een zebrapad, een stoplicht en een rotonde met in het midden het Vrijheidsbeeld. Haar objecten zijn een letterlijke reactie op de plek waar het werk te zien was; de straten van Beetsterzwaag.

Ieder jaar vraagt Kunsthuis SYB een kunstenaar mee te doen aan de optocht ter gelegenheid van Koningsdag, voorheen Koninginnedag. Daaraan vooraf gaat vaak een residentieperiode waarin de kunstenaar tijd heeft zijn of haar werk voor een presentatie en optocht te ontwikkelen. Eerder was het project van Kamila Szejnoch waarbij zij een snoephuisje mee lieten rijden in de optocht, een verwijzing naar de geschiedenis van Kunsthuis SYB, het voormalige snoepwinkeltje in het dorp.

Laura Bolscher is dit jaar gevraagd drie weken in Kunsthuis SYB te werken aan een presentatie en een bijdrage aan de optocht. Bolscher studeerde in 2013 af aan Academie Minerva. Daar liet zij een installatie zien De doelloze discussie, gemaakt van bekende voorwerpen; een stopcontact, een radiator, leidingen en nog meer stopcontacten. Op het eerste gezicht een minimalistische ogende installatie maar bij nadere beschouwing met een sterk anekdotisch karakter. Typerend voor het werk van Bolscher is de omgang met ruimtes, fysiek en formeel maar ook met haar betekenis en functie van objecten en onderdelen in die ruimtes. In verschillende installaties maakte zij herhalingen op de ruimte, paste iets aan en voegde kopieën van bestaande elementen toe.

Eerder deed zij mee aan de 24-uurs residentie in Kunsthuis SYB, inmiddels voor haar geen onbekende plek meer. Het zijn werkperiodes die voor een jonge kunstenaar als Bolscher belangrijk kunnen zijn in de verdere ontwikkeling van het eigen werk. Vanuit die positie heeft Bolscher willen onderzoeken hoe haar werk binnen verschillende podia functioneert, tussen het werk van andere kunstenaars en midden in een optocht. Hoe kan een installatie die gemaakt is voor een ruimte een plek en vorm krijgen tussen praalwagens gemaakt ter gelegenheid van deze feestdag? Hoe kan kunst functioneren binnen de context van een optocht? Haar uitgangspunt is duidelijk: “Voor Koningsdag zullen de objecten uit mijn installaties vleugels krijgen. Ze zullen opstijgen en zich in het publieke domein begeven. Ze zullen zich voort gaan bewegen, verplaatsen met trots, pracht en praal.”

De optocht is voor Bolscher het podium waarop haar kunstwerken tot leven moeten komen. Waar zij inmiddels haar werk binnen verschillende contexten gemaakt en getoond heeft (groepstentoonstellingen, korte residentieperiodes in onder andere nachtclub De Gym in Groningen, festivals en ook Kunsthuis SYB) is deze optocht wel het meest uitgesproken en ongewone podium voor haar werk tot nu toe. Bovendien is het een context die zeer bepalend is voor het werk, het is vluchtig en tussen wagens die ieder voor zich om de aandacht schreeuwen valt een onderdeel snel weg. Het publiek verwacht rijdende verhalen, grote objecten en verklede mensen. Hoe groter en kleurrijker, hoe beter. Binnen die verwachting past het werk van Bolscher maar ten dele.

Samen met twee anderen duwde zij ieder een praalwagen voort. Voorop ‘liep’ een zebrapad, een open hok ter grootte van een pashokje met daarin een jonge vrouw gekleed in een zebralegging en T-shirt en bijpassende schoenen. Het zebrapad werd gevolgd door een stoplicht, een dicht hok eveneens ter grootte van een pashokje. Als laatste Bolscher zelf die een rotonde voortduwde, zijzelf in het midden verkleed als Vrijheidsbeeld. Het Vrijheidsbeeld is willekeurig gekozen, Bolscher wilde het gangbare beeld van rotonde met in het midden een beeld weergeven. Het Vrijheidsbeeld, zo dacht zij, zou het meest als zodanig herkenbaar zijn. De drie ‘wagens’ zijn opvallend voorzien van een trekhaak hoewel die geen enkel doel diende.

De rotonde, het stoplicht en het zebrapad worden personages in het werk van Bolscher. Ze komen tot leven en bewegen zich voort over de weg waar ze onderdeel van zijn. In het werk van Bolscher is een stopcontact in staat tot een discussie en laat een zebrapad niet langer over zich heen lopen. Bolscher geeft de objecten een stem, laat ze met elkaar in discussie gaan en weet soms geslaagd, soms minder geslaagd het anekdotische met het formele te combineren.

Het is een interessant uitgangspunt, het tot leven wekken van dode, zielloze objecten en concepten en vervolgens het aankaarten van onze relatie met die objecten. Toch is Bolscher er niet helemaal in geslaagd dit ook zo over te brengen en dat zit hem onder andere in de uitwerking. De rotonde is als zodanig herkenbaar maar het Vrijheidsbeeld is te veel Vrijheidsbeeld om het algemene bekende beeld van rotonde en kunstwerk op te roepen. De betekenis van dit onderdeel spreekt niet voor zich. Het rijdende pashokje dat dienst zou moeten doen als zebrapad blijft teveel pashokje om echt te werken binnen het vluchtige geheel van de optocht. Hetzelfde geldt voor het stoplicht, dat nauwelijks zichtbaar is tussen rotonde en zebrapad. Tussen de bombastische en verhalende wagens van de andere deelnemers valt het verhaaltje van Bolscher enigszins weg. De keuze voor de onderwerpen van de wagens roepen meer vragen op dan dat ze meespelen tussen de andere fictieve personages als Sneeuwwitje en Klein Duimpje.

Na de optocht zijn de wagens van Bolscher naar een school gebracht waar ze dienst doen als speeltoestellen. Waarschijnlijk zijn ze goed op hun plek in de belevingswereld van kinderen waarin bomen kunnen praten en dingen menselijke eigenschappen kunnen hebben. Werk van Bolscher heeft iets kinderlijks, een eigen logica die zich onttrekt van het rationele denken. Haar bijdrage aan de praalwagen deed denken aan ‘doktertje spelen’ oftewel ‘weggetje spelen’, zonder het werk af te willen doen als kinderachtig. Bolscher zou haar eigen rol en ook de impact en de manier waarop haar kunstwerken communiceren verder uit kunnen diepen. Maar in de kern is die benadering, het spelen en het spel met de realiteit en haar objecten, een mooi uitgangspunt.