12 mei t/m 15 juni 2010
ARTIST IN COLONY
Recensie door Aafke Weller
Deelnemende kunstenaars: Aukje Dekker, Nadine Hottenrott, Pavèl van Houten, Wouter Klein Velderman, Mannie Krak, Battal Kurt, Salomé Lamas, Tom Milnes, Sachi Miyachi, Gemma Pauwels, Richtje Reinsma, Marrit Snel, Su Tomesen, Jetske Verhoeven en Dorien de Wit.
Is het legitiem om je te onttrekken aan de maatschappij in afkeer van de tijdsgeest? Wat levert het je op om in afzondering te leven en te werken met gelijkgestemden? Jean François Millet, Vincent van Gogh en Théodore Rousseau stelden zich deze vragen en besloten zich te vestigen in Barbizon, één van de eerste kolonies waarin kunstenaars elkaar vonden in één grote lofzang op het landelijke en een gedeelde aversie tegen de industrialisatie.
Nu zijn de meeste kunstenaarskolonies verlaten of leiden een tweede leven als toeristische attractie. Hedendaagse kunstenaars zoeken elkaar op in residence en voor hen is het antwoord op de bovengestelde vragen pasklaar: de verbinding met de maatschappij is juist een voorwaarde. In de praktijk komt die verbinding nooit werkelijk tot stand omdat de kunstenaar in residence zijn aandacht altijd moet verdelen tussen verschillende projecten. Samenwerking berust op een afspraak en heeft eerder een pragmatische dan een ideële grond. Kunstenaars opereren niet in een collectief, maar hebben een ‘netwerk’. En wie ondertussen bedankt voor FaceBook of LinkedIn doet zichzelf tekort. Een Artist in Residence verschilt in alles van een Artist in Colony. Residencies die zichzelf toch profileren met een mogelijkheid tot afzondering in verbondenheid met de natuur worden steevast bezocht door verstokte huttenbouwers die de heilzame werking van de afzondering niet willen herkennen als wishful thinking en weigeren de invloed van de natuur te zien als een romantische illusie. Dit pragmatisch idealisme en cynisch realisme is kenmerkend voor onze tijd die niet te vergelijken is met de bloeitijd van de kunstenaarskolonie in de tweede helft van de 19e eeuw. Je bent een reactionaire naïeveling wanneer je nu probeert een kunstenaarskolonie op te richten.
Toch stelden Lotje van Lieshout en Marieke Coppens aan studenten en oud-studenten van het Sandberg Instituut voor om een kunstenaarskolonie vorm te geven in Beetsterzwaag. Zich bewust van de discrepanties ontwierpen Van Lieshout en Coppens een model wat je zou kunnen omschrijven als een ‘kunstenaarskolonie-to-go’. Een slimme mengvorm tussen een residency en kolonie. ‘De Kolonie’ zou een open onderzoek worden naar de overlevingskracht van de idealen van de kunstenaarskolonie.
In ‘De Kolonie’ hoefden de kunstenaars maar een week te verblijven. Wel werd van ze gevraagd zich bewust te verhouden tot het werk van de vorige groep. De groepen kregen de opdracht een fictieve kunstenaarskolonie vorm te geven, een kunstenaarskolonie die zich niets hoeft aan te trekken van de werkelijkheid van tijd en plaats.
Het begon met een tekst van Pavèl van Houten, waarin Kunsthuis SYB met haar hele hebben en houden naar een ver verleden werd gezonden. In de tekst omschrijft Van Houten hoe de nieuwe bewoners proberen betekenis te geven aan de vreemde voorwerpen die ze vinden in het Kunsthuis. Ze noemen deze voorwerpen: ‘open objects’. Niet alleen refereert het open object aan het ideële kunstwerk, vooral maakt de term de tekst tot een vrijbrief die alles in het Kunsthuis stript van betekenis. Niets zoekt meer naar duiding buiten de muren van Kunsthuis SYB en buiten de afspraken binnen de fictieve kolonie. Pavèl van Houten maakt de eerste bepalende stap en keert de kolonie in zichzelf.
De tweede groep nam de tekst van Van Houten en zette zich aan het ontwerp van een identiteit voor de kolonie. Marieke Coppens en Marrit Snel kozen een eenvoudige maar alles bepalende symboliek: het nummer zes, het hexagoon en een kleurenschema uit zes kleuren. “Everything is 6, Your color day depends on the day you were born, Everything is 6, We live in small groups of 6 people all belonging to the same color family” etc. Het individu wordt ondergeschikt gemaakt aan het systeem en het systeem wordt gelegitimeerd door een manifest; een collectief streven. Het manifest van de kolonie bestaat uit een collage van tekstfragmenten, geknipt uit een oude kerkelijk encycliek die Snel vond in een van de boekenkasten van SYB. Deze willekeurige bron onthult een universeel utopisch ideaal. Het manifest wijst de weg naar een samenleving waarin het individu geofferd wordt aan het collectief en waarin zelfontplooiing in wetenschap en cultuur ten dienste staat van de wereldvrede: En wat is dit anders dan de totale ontplooiing van de gehele mens en van alle mensen?
In dit mystieke transcendentale denken hoor je de echo van ideeën uit de romantiek en vol overgave duikt de derde groep in mystieke, stoffige boeken, struint uren doelloos door de velden en verzamelt weelderige veldboeketten. Overduidelijk zijn de romantische motieven bijvoorbeeld in het werk van Salomé Lamas. Lamas verlangt naar een eenzaam vissersbestaan, overgeleverd aan de woeste elementen en komt bedrogen uit. In haar registratie van een geestloze, ordinaire visserstocht weigert ze zich te conformeren aan de realiteit en blijft trouw aan een diep romantisch verlangen. Dit ontkennen van de realiteit en de weigering af te stappen van een eenzame sokkel vind je ook terug in het werk van Tom Milnes. Milnes ontwierp een mechanisch masker dat in elkaar schuift wanneer de invloed van de externe wereld de drager overweldigt. Milnes liet zich inspireren door Superman’s fortress of solitude en wie bekend is met de strip herkent onmiddellijk de verwijzingen naar de Duitse Romantiek en de schilderijen van Caspar David Friedrich.
Met de derde groep is de identiteit van de kolonie een feit. De vierde en grootste groep moet zich nu zien te verhouden tot het verhaal dat op tafel ligt en dat is niet eenvoudig omdat het verhaal de interpretatie van het werk begint te bepalen. De vierde groep maakt nieuw werk en stelde een tentoonstelling samen uit het werk van alle groepen.
Door de tentoonstelling lopen tekstfragmenten als “als geen ander weet ik hoe het is buiten de kolonie”(1) en “het is wachten op de nieuwe wereld”(2). Ze verbinden de werken en zorgen voor een bepaalde dramatiek. Op sommige werken heeft dit geen invloed en andere ontlenen juist hun bestaansrecht aan dit verhaal. Maar er zijn werken waaraan de dramatiek afbreuk doet. Zo beplakte Richtje Reinsma de ramen van Kunsthuis SYB met een grit uit A4-tjes in het door Coppens en Snel ontworpen kleurenschema. Het effect is krachtig in haar eenvoud. Het maakt een heldere eenheid van het onoverzichtelijke interieur van SYB en benadrukt de speelse asymmetrie van haar gevel waardoor Reinsma een beetje leven blaast in het Kunsthuis wat zo koud, donker en zielloos kan zijn. Maar zodra termen als binnen, buiten, open, gesloten, raster en grit gekoppeld worden aan De Kolonie dreigt een interpretatie ten koste te gaan van de eigen zeggingskracht van het werk. Hier ligt misschien de moeilijkheid van de opzet van het project en misschien zelfs wel het probleem van de kunstenaarskolonie: het model dat in eerste instantie ten dienste staat van het werk staat dit werk in de weg wanneer het onderdeel wordt van het werk. Het open object is soms niet bestand tegen de druk van zoveel betekenis.
Dit geldt gelukkig lang niet voor alle werken. Het visueel overdonderende werk van Aukje Dekker bijvoorbeeld, heeft nergens last van: in de video denk je te zien hoe een stofzuiger ontploft, maar halverwege de explosie is er een hapering en vervolgens hangen de brokstukken krachteloos in de lucht: de stofzuiger is niet ontploft maar in een ruk uit elkaar getrokken aan nylondraadjes. Die hapering is fysiek voelbaar alsof je adem stokt. Achterin SYB bouwde Jetske Verhoeven met vurenhouten latjes en plakband een gecorrigeerde kopie van SYB’s scheve binnenhuisje. De reconstructie is perfect waterpas, maar verder niet meer dan een breekbaar ideaal van een imperfecte realiteit die in de praktijk gewoon functioneert. Het werk leent zich voor allerhande metaforen: De Kolonie is een model dat werk voortbrengt, maar dat moet worden losgelaten zodra het werk zelfstandig begint te functioneren. De Kolonie is een vruchtbare omgeving in een ideële sfeer, maar binnen die sfeer is de zeggingskracht van een werk beperkt.
(1) fragment uit tekst van Dorien de Wit, de gehele tekst is te lezen op de computer die onderdeel is van de bureauopstelling binnen de tentoonstelling
(2) onderdeel van het grafschrift van Sybren Hellinga
DE KOLONIE – THE COLONY
Sandberg Instituut
Projectperiode 12 mei t/m 15 juni 2010
Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.