22 oktober t/m 30 november 2008

(Dit en dat zijn gescheiden)

Recensie door Maarten Steenhagen

Er wordt wel eens geopperd dat we in de wereld van vandaag niet langer weten wat afstand is. Eén klik op je muis is genoeg om wat dan ook aan de rest van de gemeenschap beschikbaar te maken. Een global village lijkt het daardoor; alles en iedereen om de hoek. In e-mail of op weblogs overbruggen we zo dagelijks immense kloven, afstanden in zowel ruimte als tijd. Of eigenlijk, we hebben techniek die dat voor ons doet, want natuurlijk bestaan alle tussenliggende ruimtes nog wel – we merken ze alleen niet langer op de manier zoals we dat voorheen gewend waren.

Hoe meer deze afstanden door techniek aan ons oog en onze beleving worden onttrokken, hoe vrijblijvender het doorkruisen ervan wordt. Steeds makkelijker, en ook steeds anoniemer, zijn we niet langer zelf een onderdeel van de overbrugging, maar worden we er buiten gehouden. Door de ene afstand onvoelbaar te maken, creëren we een andere: de afstand van de toeschouwer ten opzichte van het gebeuren zelf. Vaak genoeg zijn we op die manier ook een toeschouwer van delen van onze éigen levens. Immers, zien we onszelf niet meer en meer precies zo als onze profielpagina’s ons presenteren? Het zou je het idee kunnen geven dat afstand iets fundamenteels is. Het is niet op te heffen, maar alleen te verplaatsen, zodat ze op andere vlakken voelbaar wordt.

Een analyse van wat afstand is biedt een belangrijke opening om de hedendaagse stroomversnelling van communicatiemedia te begrijpen. Maar zodra je over ‘afstand’ nadenkt stuit je direct op haar wederhelft: ‘beweging’. Een afstand kan immers niet zomaar bestaan, maar is altijd een afstand tussen hier en daar. Door twee punten te markeren, in ruimte of in tijd, wordt een beweging tussen beide een werkelijke mogelijkheid. Het denken over afstand en beweging vormde het startpunt in het dubbelproject METHODS / REMOTELY dat Vincent van Gerven Oei, Michela Pelusio en Dorota Walentynowicz in oktober en november in Kunsthuis SYB realiseerden. De drie kunstenaars zijn elk niet al te lang geleden afgestudeerd aan de afdeling ArtScience van de Haagse kunstacademie (KABK). Dit crossover-departement is een samenwerking tussen deze academie, het conservatorium in Den Haag en de Leidse Universiteit. In diezelfde hoek is men op dit moment druk bezig de felbegeerde Nederlandse ‘PhD in de kunsten’ mogelijk te maken – een academische promotiemogelijkheid voor mensen met een artistieke insteek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een dergelijke kruisbestuiving tussen kunst en theorie ook prominent te vinden is in het werk dat Van Gerven Oei, Pelusio en Walentynowicz in SYB uitvoerden.

De Beweger
In 1984 publiceerde componist Dick Raaijmakers een theoretisch werk met daarin een nauwgezette analyse van het fenomeen beweging. De vorm van het werk is wonderlijk; geïnspireerd op de positivistische opbouw van Ludwig Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus (1921), waarin elke stelling genummerd is en logisch voortvloeit uit de voorgaande. Precies zo is Raaijmakers’ De Methode bijna als een poëtisch leerdicht opgebouwd. Beweging is er als een axiomatisch systeem uiteengezet, bestierd door formules en definities van de verschillende componenten die een beweging uitmaken. Zo is er ook altijd een beweger en een bepaald pad of spoor waarlangs de beweging zich voltrekt. Een beweging kan immers niet zomaar bestaan, maar is altijd een beweging van ‘dit naar dat’. Daarmee impliceert ze automatisch een afstand, en zo leidt ook het denken over beweging op haar beurt onoverkomelijk weer tot de eerder genoemde wederhelft.

Het boek van Raaijmakers bleef sinds zijn publicatie helaas grotendeels onopgemerkt, vooral omdat het door het ontbreken van een vertaling niet verder reikte dan de Nederlandse taalgrens. Van Gerven Oei nam dan ook de taak op zich om tijdens zijn verblijf in Beetsterzwaag De Methode in het Engels te vertalen, en het werk in eenzelfde beweging grondig te bestuderen. Dit resulteerde in het manuscript van The Method, alsmede in een diep inzicht in de grondstructuur van beweging en Raaijmakers’ visie hierop. Dat een kunstenaarsresidentie wordt gebruikt voor het vertalen van een theoretisch werk geeft de vervlochtenheid van artistieke en theoretische arbeid weer. Maar precies omdat De Methode niet als een zuiver filosofisch werk, maar meer als een lijvig gedicht is opgebouwd maakt het dat vragen over precies deze relatie tussen kunsten en theorie niet ongeopperd kunnen blijven. Zodoende nodigde Van Gerven Oei de Italiaanse dichter Alessandro de Francesco uit, die zich reeds langer met de raakvlakken tussen beide bezighoudt. In een serie van op video vastgelegde boswandelingen en een publieke voordracht vond een uitwisseling van gedachten plaats.

De Informatie
Een consequentie van de theoretische insteek die Van Gerven Oei kiest, is dat er van een gangbare expositie van resultaten geen sprake kan zijn. Het beoordelen van zijn vertaling als een kunstwerk op zich zou de hele onderneming trivialiseren. Hij geeft dan ook een afsluitende lezing waarin hij zijn bevindingen in bijna anekdotische bewoordingen uiteenzet, vooruitblikkend op een mogelijke publicatie van The Method. Anders is dit echter voor Pelusio en Walentynowicz. Zij werkten samen aan REMOTELY, een technisch complexe video-installatie in twee delen, die volledig geïnspireerd is op vragen over de hedendaagse economie van informatieoverdracht.

Het resultaat is door en door audiovisueel. In twee ruimtes zijn in totaal drie projecties te zien, en het geluid hiervan gonst doorheen het hele gebouw. Pelusio en Walentynowicz kozen de tegenwoordige vorm van het internet als model. In zijn beginjaren was het web nog duidelijk eenrichtingsverkeer. Via een achterdeur van FTP-protocollen en HTML-codes werd de inhoud van het web op z’n plaats gebracht. Vervolgens was deze aan de gebruikerszijde middels het browsen door pagina’s en het geven van zoekopdrachten te raadplegen. Dit oude internet was in wezen gemodelleerd naar bestaande informatiekanalen, zoals televisie en krant. De groots aangekondigde 2.0-versie van het Net breekt hier op een radicale wijze mee. En daar zitten we nu middenin. Niet langer komt de inhoud van achteren, maar prominent door de voordeur, vaak samen met de gebruiker zelf. De structuur van de websites wordt zo gereduceerd tot een rigide omhulsel waarin op een dynamische manier informatie kan worden toegevoegd, gewijzigd en verwijderd, alles terwijl ze ook gelezen en bekeken wordt.

De Toeschouwer
En precies zo’n omhulsel is door middel van videoprojectoren, luidsprekers, camera’s en microfoons tussen de brokkelige muren van Kunsthuis SYB opgericht. Het geheel functioneert als een groot digitaal geheugen. In zichzelf produceert het niets; wat we uiteindelijk zien is uitsluitend gebaseerd op onze eigen input. Een geheugen kan immers niet zomaar bestaan, maar is altijd een proces van herinneren van dit of dat. Door aanwezig te zijn temidden van de installatie wordt de toeschouwer vastgelegd en via vertraagde projecties en constante herhalingen hiervan weer opnieuw in de ruimtes ingebracht. In de jaren zeventig experimenteerde de Amerikaanse kunstenaar Dan Graham reeds met het tonen van dergelijke vertraagde video-opnames van de toeschouwer, maar waar het bij Graham in een tijd van Minimal Art om de rol van de toeschouwer in de ruimte zelf ging, brengt het werk van Pelusio en Walentynowicz in een hedendaagse context vooral de afstandelijke verwerking en manipulatie van de informatie zelf onder de aandacht.

Eén van de projecties werpt een fel kader op een oude tegelmuur van het monumentale pand. Op het moment dat je deze wand nadert blijken echter de karakteristieke stukjes keramiek uiteen te vallen. Zo lijkt de structuur van de ruimte zelf te verworden tot een chaos van tegelfragmenten, die evenzogoed als digitale pixels kunnen worden gezien. Een gonzende toon zwelt ondertussen vanuit de achtergrond steeds harder aan. Iemand rent om de installatie zachter te zetten. Voor Walentynowicz overbodig, want “wat is er mis met feedback?” Het is amusant om te bedenken dat de oorspronkelijke, uit elkaar gegroeide betekenissen van het woord ‘feedback’ – namelijk die van ‘commentaar’ enerzijds en een rondzingende cirkel van in- en output anderzijds – in het internettijdperk weer verdacht dicht bij elkaar beginnen te komen. Denk eens aan de ellenlange reactiepagina’s onderaan online-nieuwsberichten en webmagazines. Elk van de reacties kan aanleiding zijn voor weer een aankomend artikel, waardoor het nieuwe internet steeds meer aanzwelt tot een rondzingende fluittoon van comments.

De Stroom
Ook in REMOTELY laat iedere nieuwe beweging zo haar eigen spoor na, en dit spoor leidt ook direct een eigen leven. Bij binnenkomst zie je na een fractie van een seconde je eigen figuur op de muur geprojecteerd, maar het beeld en daarmee jouw bewegingen herhalen zich. En nog eens komt jouw beeltenis om de hoek lopen. Langzaam vervaag je weer, als een schim, maar reeds nieuwe opnames hebben zich al met de oude vermengd. Op het moment dat je bent vastgelegd is jouw representatie niet meer iets van jezelf, maar gaat het systeem ermee aan de haal. Ineens worden je eigen bewegingen onbelangrijk, en neemt juist het elektronische spoor dat ze hebben achtergelaten het voortouw. Ook Raaijmakers reflecteert op het zelfstandige bestaan van een spoor. In De Methode schrijft hij: ‘Wanneer iemand zich laat leiden door een dergelijk / voorhanden reëel spoor / gaat dat spoor hem letterlijk voor / en gidst hem door de wereld. / Zo ontstaat na herhaalde malen trekken een parcours / dat derden tot na-doen kan aanzetten.’

De ‘derden’ waar Raaijmakers over spreekt, dat zijn we zelf. Het zijn van toeschouwer, of bekijker, is de standaardhouding waar vanuit we tegenwoordig de wereld beleven. Het is de nieuwe afstand die we hebben tot een wereld vol techniek die weliswaar voortdurend in beweging is, maar waarvan wij niet langer zelf de bewegers zijn. De stroom raast voort, en wij staan begeesterd aan haar oevers.

METHODS / REMOTELY
Vincent van Gerven Oei, Michela Pelusio & Dorota Walentynowicz
Projectperiode 22 oktober t/m 30 november 2008

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting, het Fonds voor Beeldende Kunsten en de Provincie Fryslân.