CIRCLES I Duvel Banner
Carmen Schabracq en Vanessa van 't Hoogt
Vanessa van ’t Hoogt schreef in het kader van SYB Circles een essay over het werk van Carmen Schabracq.
Het essay is het resultaat van gesprekken tussen hen beiden en is geschreven vanuit Vanessa’s eigen fascinatie en onderzoek als promovenda bij de afdeling Kunstgeschiedenis en Materiële Cultuur (RuG). Haar onderzoek is onderdeel van het NWO-project Curious Hands. Moving Making to the Core of Education en richt zich op de manier waarop ‘maken’ wordt geleerd en onderwezen in educatieve werkplaatsen.
Een mooi vormgegeven exemplaar, gemaakt door Sverre van der Velde (student vormgeving Academie Minerva), is verkrijgbaar bij Kunsthuis SYB zodra we weer open mogen!
Duvel Banner – waar handen, hoofd en hart zich verenen
Handen
Vlak voordat Faust de duivel Mephisto in de beroemde tragedie van Johann Wolfgang van Goethe voor het eerst ontmoet, vraagt Faust of daadwerkelijk in ‘het begin het Woord’ was, zoals dat in de bijbel wordt gesteld. Nadat Faust ‘de geest’ en ‘de kracht’ als alternatieven heeft afgeschreven, komt hij tot de conclusie: In het begin was de daad! Zo ook voor Carmen Schabracq. Zij begon haar residency bij Kunsthuis SYB met het schilderen van een slang. Een voorstelling gebaseerd op die van een beschilderde tegel, aanwezig in het oude gedeelte van het gebouw. Weinig tegels zijn bewaard gebleven en de slangentegel is dan ook de enige die een dier afbeeldt, iets dat Carmen meteen aansprak. De slang is naast een boom afgebeeld wat bij haar associaties met het paradijs en de verdrijving van Adam en Eva opriep, en haar deed denken aan historische voorstellingen van het paradijs, waarbij de slang een vrouwenhoofd heeft.
Door vrijwel direct dit werk te schilderen, kon Carmen al makende de omgeving verkennen, een relatie met de ruimte aangaan en een begin maken voor haar onderzoek naar grotesken (grottesco). Een uitbundige en fantasierijke ornamentvorm, die vaak symmetrisch, opeengestapeld, verweven, grillig, bizar, monsterachtig, maar ook karikaturaal en lachwekkend is. Omdat maskers een integraal motief van deze ornamentvorm zijn, sluit deze naadloos aan bij het doorlopende onderzoek van Carmen naar maskerade en specifiek naar de duivel. Zowel het verkennen van de groteske stijl als ook het prepareren van de doeken met zwarte matte gesso, leidde Carmen tot een nieuwe manier van schilderen. De ontstaande duivelse maskers zijn niet uit verflagen opgebouwd en dicht geschilderd – zoals Carmen normaal te werk gaat -, maar juist vlot en open opgezet. De grondering is zichtbaar en de maskers lijken haast uit het donker aan het licht te komen. De kennis van haar handen, hoe het penseel te bewegen om variërende lijnen neer te kunnen zetten, stelt Carmen in staat om met deze voor haar onbekende schilderstijl te experimenteren.
Naast tweedimensionale representaties vervaardigt zij ook driedimensionale maskers van papier-maché en textiel. Tijdens de residency bij SYB is Carmen een extra materiaal en techniek gaan verkennen, het wilgen vlechten. Bij het leren van dit ambacht kon zij niet steunen op de kennis van haar handen, maar wel op de begeleiding van de ervaren vlechter Jannie Hakman. Er kwam veel bij kijken: naast het voorbereiden van de wilgentenen (weken in water), het bewerken van de tenen (verschillende vlechttechnieken) en het gebruik van gereedschap, speelt ook tijd een belangrijke rol. Het vlechten van bijvoorbeeld een mand of een decoratief vlechtwerk, zoals een masker, moet afgerond worden terwijl de wilgentenen nog nat zijn. Carmen is de uitdaging aangegaan om in versnelling een ambacht te leren en zich deze op zo een manier eigen te maken dat ze de geleerde technieken kan inzetten om maskers te creëren. Het ambacht van het vlechten is op meerdere vlakken met haar onderzoek naar grotesken verbonden. Niet alleen in de voltooide maskers, maar ook in de symmetrie en de verweven opeenstapelingen van zowel de ornamentvorm als ook het wilgen vlechten. Daarnaast is Carmen een opmerkelijke visuele connectie tussen de wilgentakken en de grotesken in de lokale omgeving tegengekomen: vroeg twintigste-eeuwse Friese grafstenen zijn met symmetrische wilgentakken gedecoreerd.
Hoofd
Het experimenteren met een onbekende manier van schilderen, het leren van een ambacht en het visuele onderzoek naar grotesken gaan hand in hand met een thematisch en conceptueel onderzoek naar maskers, de duivel, lokale verhalen en archetypen (bijvoorbeeld de mand als archetypisch object). Literatuur bestuderen, met mensen spreken, kortom meer theoretisch onderzoek doen en in je hoofd zitten, vereist een andere houding en aanpak dan het praktische onderzoek. Bijna net als de gedaantewisselingen van Mephisto in Faust – bijvoorbeeld van zwarte poedel naar reizende student – is Carmen op verschillende wijzen onderzoek aan het doen. En toch beïnvloeden het maken met de handen en het denken met het hoofd elkaar. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; ze zijn één, net zoals de poedel en de student ook beide de duivel Mephisto zijn.
Het schilderen van de slang bijvoorbeeld, is in eerste instantie een manier om de residency in te luiden, later wordt er door Carmen betekenis aan gegeven en verbanden gelegd met het thematische onderzoek. Mensen gebruiken dierenmaskers en schrijven regelmatig in verhalen menselijke eigenschappen aan dieren toe. Derhalve vindt Carmen het opvallend hoe in de historische afbeeldingen van Adam en Eva de slang juist een vrouwenhoofd heeft en daarmee de maskerade is omgedraaid: het dier vermomt zich als mens. Vaak lijkt het vrouwenhoofd van de slang op het gezicht van Eva en is het alsof Eva in de spiegel kijkt. Zit het kwaad misschien wel in haarzelf? ‘Pas maar op als je in de spiegel kijkt want misschien zit joosje pek (de duivel) erachter!’ (Nie in de spiegel kieken, anders krieg j’n klap van joosje pek) In dit Zeeuws gezegde vond Carmen een verband tussen de duivel en de spiegel die haar ook tot de vraag leidde: Zit het kwaad in onszelf? Wat zie je als je in de ‘gehoornde’ spiegel kijkt?
Dieren zoals de slang, maar ook de bok worden vaak in verbinding gebracht met het kwaad. De bok wordt wel als de voorloper van de duivel beschouwd; denk bijvoorbeeld aan Pan, de Griekse god van de natuur die de kop (inclusief horens) en poten van een bok en het bovenlichaam van een mens heeft. Carmen is gefascineerd door deze voorchristelijke vormen van de duivel, omdat daarin ook de speelse kant ervan naar voren komt. Het onverwacht, onvoorspelbare gedrag -het springen als een bok. In haar onderzoek naar de duivel kwam ze ook herhaaldelijk duivelbanners, oftewel in het Fries duvelbanners tegen. Duvelbanners waren vaak boeren die verder keken dan wat rationeel te verklaren is en daardoor als een soort magiërs werden beschouwd. Zij werden erbij gehaald bij ziekte om de boze geesten te verdrijven. Deze geesten verdrijven door ze bijvoorbeeld te laten schrikken met hun eigen beeld in de vorm van maskers. Eigenlijk te doen en te laten zien waar je zelf bang voor bent, vindt Carmen intrigerend omdat het wederom de komische kant van het kwaad benadrukt. Het schilderij Boogie Man belichaamd deze speelse kant van de duivel en brengt daarnaast de symmetrie van de wilgentakken en de open manier van schilderen, voor het eerst toegepast in de grotesken, samen. Boe!
Hart
Carmens oorspronkelijk intuïtieve keuze voor een zwarte matte grondering van de schilderijen, het werken vanuit het donker in plaats van het licht, sluit ook aan bij haar thematisch onderzoek. Lokale volksverhalen van de duivel en het verdrijven van boze geesten zijn onlosmakelijk met deze tijd van het jaar – de wintermaanden – verbonden en met de angst dat het licht niet meer terug zou komen. Naast de duivel te laten schrikken door maskerades, is ook het maken van lawaai een belangrijk middel om de kwade geesten te verdrijven. Het Sint-Thomasluiden, in het verleden Divel-Jeije in het Fries genoemd (duivels wegjagen), is een traditie die jaarlijks op de kortste dag van het jaar, 21 december, plaatsvindt. Oorspronkelijk werden de klokken tot en met 31 december ononderbroken geluid om zo de geesten te verdrijven, die de dagen doen korten en het terugkomen van het licht tegenhouden. Deze traditie wordt voornamelijk in Zuidoost-Friesland, bijvoorbeeld in Katlijk, in ere gehouden. Daar mag iedereen tussen 7.00 en 22.00 uur van 21 tot 31 december de klok van de vrijstaande klokkenstoel luiden en daarmee bijdragen aan het wegjagen van de boze geesten.
Carmen Schabracq streeft ernaar om dit soort lokale verhalen nieuw leven in te blazen, omdat zij de rijke verbeeldingskracht en fantasierijke beelden en verhalen wil tonen die gepaard gaan met omgaan van mensen met diepgewortelde gevoelens, zoals de angst voor het donker, het kwaad en de dood.