23 februari t/m 5 april 2011

BACKSTAGE MET WALTER VAN BROEKHUIZEN EN ARJEN DE LEEUW

Recensie door Aafke Weller

‘The landscape painter uses the figures of men to mark a road. He would not make that use of my figure. I walk out into a nature such as the old prophets and poets Menu, Moses, Homer, Chaucer, walked in.’ – Henry David Thoreau, Walking (1862).

Walking is Thoreau’s loflied op de kunst van het landlopen. Maar meer nog dan een loflied is het essay een jeremiade tegen de toenemende cultivering van de wildernis:‘ […] when fences shall be multiplied, and man traps and other engines invented to confine men to the public road; and walking over the surface of God’s earth, shall be construed to mean trespassing on some gentleman’s grounds. […] Let us improve our opportunities then before the evil days come.’ In Beetsterzwaag waren deze kwade dagen al een feit lang voordat Thoreau zich een weg baande door de nog ongerepte wildernis bij Boston, Massachusetts. Al in de 17e eeuw waren De Friese oerbossen geheel ontgonnen. Een eeuw later begon de Friese adel met het aanplanten van nieuw bos. Om, zoals de mode dit voorschreef, te kunnen flaneren onder het lommer van de Amerikaanse eik.

In hun film Une Condition Naturelle onderzoeken Arjen de Leeuw en Walter van Broekhuizen de moeizame relatie tussen de moderne, verstedelijkte mens en de natuur. De film is een speelse worsteling met het romantisch verlangen naar een sublieme ervaring temidden van de wildernis. Door slim camerawerk wisten de kunstenaars het beknotte en besnoeide bos van Beetsterzwaag de nodige wijdheid en dramatiek te geven. De natuur leverde haar bijdrage door haar nevelgeneratoren op volle toeren te laten draaien. Zo ontstond een groots decor waartegen zich een klein droogkomisch drama afspeelt dat uitdrukking geeft aan de tragische toestand van de mens. Tragisch, omdat we blijven verlangen naar de natuur, waar we deel van uitmaken, maar waar we ons ook onherroepelijk van hebben verwijderd. Alle survivalprogramma’s ten spijt, alleen in het bos weet de mens zich uiteindelijk geen raad met de situatie.

Une Condition Naturelle begint idyllisch: achter een beslagen raam leest een man een boek. Buiten druipt de regen van de ruiten en vallen de laatste druppels van wat een zware bui moet zijn geweest. Op de achtergrond klinken de geluiden van een zich herstellend bos. Het raam wordt geopend, een mok koffie is tussen de vingers geklemd. En terwijl een aangename herinnering aan de geur van vochtig bos langzaam vorm begint te vatten in het hoofd van de toeschouwer, wordt het beeld abrupt verstoord door de plantenspuit die de ruit van regendruppels moet voorzien. De camera zoemt uit en toont een hut van bordkarton: een decorstuk geplaatst in de studio. Ogenblikkelijk wordt de kijker op afstand gezet en in de rol van beschouwer geduwd.

Walter van Broekhuizen speelde al in eerder werk met deze tegenstelling tussen afzonderen en vertonen. A House in de Woods (2008) betrof een kopie op ware grootte van Thoreau’s houten huisje aan Walden Pond (Walden, 1954). Maar waar Thoreau zijn huis bouwde om vanuit het isolement te reflecteren op de samenleving bouwde Van Broekhuizen zijn replica vooral om vanuit de samenleving naar het isolement te kijken: één van de vier muren en het dak van het hutje ontbraken, terwijl het enige raam werd afgedicht. Wie A House in the Woods binnenging, betrad een podium waarop het niet langer mogelijk was om aan de aandacht van de kijker te ontsnappen. Thoreau’s backstage is Van Broekhuizens frontstage. Exact deze termen gebruikt de Canadese socioloog Erving Goffman om te kunnen praten over de manier waarop wij onszelf presenteren aan de ander. In The Presentation of the Self in Everyday Life trekt Goffman een analogie tussen het theater en ons dagelijks leven. Als we ons frontstage (onder de mensen) begeven, zo beweert Goffman, spelen we altijd één van de verschillende rollen die we voor onszelf van toepassing achten. Bewegen we ons backstage (zoals alleen in het bos) dan kunnen we deze rollen afleggen. Dit betekent echter niet dat we in afzondering ’tot onszelf kunnen komen’. Volgens Goffman wordt dit zelf juist gevormd in het spelen van verschillende rollen. Wanneer we geen rol meer hoeven spelen raken we onszelf dus juist een beetje kwijt en dat is eerder een beangstigende dan een wenselijke situatie. Het lijkt dus zaak om zo snel mogelijk een nieuwe rol voor onszelf te vinden, óók als we ons alleen in het bos wanen.

In Une Condition Naturelle zien we de personages van beide kunstenaars aanvankelijk doelloos door het bos struinen. Ze wanen zich alleen, maar lijken niet te kunnen besluiten wat te doen met de ledigheid. We zien hoe er verveeld steentjes in het bosvijvertje worden gegooid. Maar dit is niet de diepe existentiële verveling die Thoreau’s eerdergenoemde profeten en dichters wellicht opzoeken in de afzondering. Het is veeleer overspronggedrag: het niet weten wat je met dat lijf moet doen wanneer niemand op je let. Deze onrust moet zo snel mogelijk worden verdreven door – om het even wat – te ondernemen. In een volgende scène heeft één van de mannen het idee opgevat om een boom te kappen. De boom wordt evenals de hut opgesteld in de studio, als decor dient een muurvullende print van een berglandschap. Ondanks deze kunstmatige setting en zijn onbeholpen techniek, kunnen we ons goed voorstellen hoe de man zich bijvoorbeeld even de kloeke breedgeschouderde houthakker waant. De stoere kerel die een trotse, weerbarstige den ten val brengt om zijn appelwangige vriendin met een haardvuur te warmen. Wanneer we alleen zijn kunnen we spelen wat we willen. Voorbij dat eerste stadium van onwennigheid, meten we ons al snel een nieuwe rol aan: een rol waarin we vrijer zijn dan ooit tevoren.

Ook Thoreau hoopte aan Walden Pond de restricties en conventies van de samenleving van zich af te kunnen schudden, maar in zijn dagboeken kon hij zich tot niets anders richten dan tot dezelfde samenleving die hem het kader verschaft waarbinnen zijn acties en gedachten zinvol zijn. Wanneer dit maatschappelijke kader uit beeld verdwijnt, doemt er al gauw een groot gevaar op aan de horizon: de waanzin. In Une Condition Naturelle passeren beide mannen vrijwel ongemerkt een kritieke grens. Middenin de film zien we ze met een verrekijker dezelfde vogel volgen. De typische beweging van de vogelaar is ons zo vertrouwd dat we even niet zien dat de mannen geen verrekijker, maar twee dennenappels voor hun ogen houden. Vanaf dit punt in de film is het einde zoek: de één bindt vossenpoten onder zijn sokken, de ander huilt als een wolf. Ten slotte rennen beiden in verrukking door het bos en eindigt de film met een citaat van de Duitse sociaal-psycholoog en filosoof Erich Fromm: ‘Man is born as a freak of nature …’ .

UNE CONDITION NATURELLE
Walter van Broekhuizen en Arjen de Leeuw
23 februari t/m 5 april 2011

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting.

Meer informatie:
Walter van Broekhuizen
www.waltervanbroekhuizen.com
E-MAIL

Arjen de Leeuw
www.arjendeleeuw.com
E-MAIL