14 juni t/m 16 juli 2006

ER GEBEURT NIETS

Recensie door Loes Groothuis

De ramen bij Kunsthuis SYB zijn geblindeerd, binnen is het donker. Bij binnenkomst loop ik als eerste tegen een gammel uitziend bouwwerkje op. Bestaande uit een oud keukentrapje met daarop een diaprojector en een ventilator. De diaprojector zorgt voor licht en de ventilator laat plastic bladeren, die aan een draad bengelen, bewegen. Via spiegels, die gedeeltelijk zijn afgeplakt met stukken karton en tape, wordt er op de muur en op de grond een projectie zichtbaar. Het valt eigenlijk nauwelijks op, zo gewoon en alledaags is het beeld. Het lijkt alsof er zonlicht door de ramen naar binnen valt, zodat de contouren van het venster en de schaduw van bewegende boombladeren zich aftekenen op de grond en op de muur. Het geheel roept bij mij een het gevoel van een lome, zonnige zondagmiddag op, zo’n middag waarop niets gebeurt.

Verderop in de ruimte is een ander loom makend beeld te zien. Op een groot wit doek, dat midden in de verduisterde ruimte hangt, glijden lichte rechthoeken, die soms een beetje van vorm veranderen, voorbij. Het geheel doet denken aan een diavoorstelling waarbij de lichtprojecties bewegen en niet alleen op het doek verschijnen naar doorglijden op de ruwe bakstenen muren van Het Kunsthuis. Wat er precies op de dia’s staat lijkt niet zo belangrijk; ik zie wat vage kiekjes van mensen en een straatbeeld. Ik laat me meenemen door het ritme van de bewegende lichtbeelden en kom in een aangename, bijna meditatieve, stemming.

Toch zou dit een nietszeggende installatie zijn geweest als je niet een kijkje had kunnen nemen achter het witte doek. Dan zie je pas op welke ingenieuze manier de bewegende projecties tot stand komen. Het is een rommel achter het scherm, overal liggen stukjes papier, stukjes draad, tape, spijkertjes en gereedschap. Hier is duidelijk iemand aan het werk. Heel charmant vind ik het in elkaar geflanste rekje met daaraan bengelend, als wasgoed in de wind bewegende, stukjes spiegel. Stukjes gebroken spiegel, zoals je die kunt vinden bij het grof vuil. Aan de achterkant zijn deze verzwaard met kiezels of spaanders hout zodat ze niet te snel ronddraaien op de luchtstroom, die wederom, door een ventilator veroorzaakt wordt. Het lijkt wel een rommelzolder waar een intelligent jongetje van een jaar of tien, als een kleine Willie Wortel, zijn uitvindingen bouwt.

De kunstenaar heet Floris Kruidenberg (Zaanstad, 1982) en laat ons een spel zien tussen werkelijkheid, projecties van de werkelijkheid en onze waarneming en interpretatie daarvan. Hij presenteert ons een, soort van, machine die beelden voortbrengt die wij herkennen uit het dagelijks leven maar die normaal gesproken op een heel andere wijze tot stand komen. We worden gefopt waar we bijstaan. Dat roept weer vragen op over wat we normaal gesproken dan eigenlijk zien.

Het meeste van wat we dagelijks te zien krijgen is zo vertrouwd en past zo perfect in allerlei begrippenkaders die we voor onszelf hebben geconstrueerd dat we niet meer echt kijken, niet meer echt waarnemen; we nemen het voor waar aan. Wanneer er nu iets gebeurt dat buiten onze definities over de werkelijkheid valt, dat niet past in de ordening die wij hebben aangebracht, kunnen wij dat dan überhaupt wel waarnemen? Dat is een vraag die de kunstenaar bezig houdt en die hij heeft voorgelegd aan drie van zijn collega’s.

De eerste kunstenaar die Floris Kruidenberg in Het Kunsthuis opzoekt is Nickel van Duijvenboden (Amsterdam, 1981). Het filosofisch getinte gesprek dat beide kunstenaars met elkaar voeren wordt vastgelegd op CD. Het gaat over willekeurige beelden en of je die kunt waarnemen of niet. Het gaat over beweging en dat er beweging nodig is om de tijd te kunnen ervaren. Een willekeurig ritme van bewegende beelden geeft eerder een gevoel van oneindigheid dan een strak ritme, concluderen de kunstenaars. In elk geval, het is me niet geheel duidelijk waar het over gaat, maar dat hoeft ook niet. Van Duijvenboden heeft het gesprek gemonteerd in twee verschillende versies. Het eerste deel heet ‘positief’ en hierin buitelen de woorden met (zware) betekenissen over elkaar heen, zodat je niet alles van het gesprek begrijpt maar wel het gevoel krijgt dat het heel diepzinnig is. In het tweede deel, dat ‘negatief’ heet, zijn alle er uitgehaalde tussenliggende geluidsfragmenten te horen die op zich niets (niet veel) betekenen. Dus gehum, gezucht, euhh, ooh, ahah en gelach.
Zo maakt Van Duijvenboden invoelbaar dat de werkelijkheid uit betekenisvolle gebeurtenissen bestaat en uit gebeurtenissen die op zich geen betekenis hebben. Beide bestaan naast elkaar (en ondersteunen elkaar?) maar als mens focussen wij eerder op de betekenis. De rest, de ruis, de achtergrond geven wij vaak geen speciale aandacht. Ik vond het dan ook grappig om op te merken dat ik in dit geval de ruis, de achtergrond met veel meer plezier en aandacht beluisterde dan het met betekenis overladen stuk. Het is van Duijvenboden gelukt de aandacht, van de toeschouwer, te richten op dat waar niets gebeurt.

De volgende kunstenaar die langskomt is Greg Que (Groningen, 1959). Beide kunstenaars kenden elkaar voorheen nog niet. Het Kunsthuis heeft ze met elkaar in contact gebracht. Que laat een installatie zien waarin twee verschillende werkelijkheden naast elkaar bestaan. Een bouwwerk van kartonnen dozen waarbij de randen met blauwe tape zijn gekaderd zodat er een driedimensionaal raster ontstaat. Op de grond heeft hij het raster patroon, zoals je dat vanaf die plek ziet, vertaalt naar twee dimensies. Ik interpreteer het bouwwerk als de werkelijkheid en het raster op de vloer als onze constructies (taal, wiskundige formules, filosofie) om vat te krijgen op de wereld.
Midden in het bouwwerk heeft Que een kartonnen koker gestoken. Wanneer je daardoor heen blikt kijk je in het verblindende licht van een lamp. Dit verbeeldt het ogenblik, zo’n speciaal soort moment, dat je het gevoel hebt boven de werkelijkheid te worden uitgetild. Alles wat je kende valt weg, alsof je even schouwt in een hogere waarheid.

De derde en laatste gast is Johan Gustavsson (Stockholm, 1978). Hij is goed bevriend met Kruidenberg en beide zijn betrokken bij het Haagse kunstenaarsinitiatief 1646. Helaas kan ik over de bijdrage van deze kunstenaar hier niets schrijven omdat ik niet in de gelegenheid was het te zien.

Met bijzonder veel plezier heb ik deze tentoonstelling bekeken. Erg sympathiek vind ik de met afvalmaterialen in elkaar geknutselde werken. Dat maakt dat ik bereid ben op zoek te gaan naar hoe ik de werken moet lezen, want dat is niet in eerste instantie duidelijk. Had het er heel glossy uitgezien dan had ik gedacht: ‘laat maar, hier begrijp ik toch niets van’.
Door het materiaal besef ik direct dat de kunstenaars geen eeuwig durende schoonheid en waarheid willen presenteren. Het geheel oogt eerder als een laboratorium waar allerlei proefopstellingen staan. Door mij te verdiepen in de werking van de apparatuur en uitleg te hebben gekregen van de kunstenaars-laboranten, begrijp ik dat het hier gaat om een onderzoek naar tijd, ruimte en dimensies. Heel pretentieus eigenlijk, in tegenstelling tot wat het materiaal deed vermoeden, en fascinerend.

Door Loes Groothuis (beeldend kunstenaar)

ER GEBEURT NIETS
Floris Kruidenberg
Projectperiode 14 juni t/m 16 juli 2006

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting en de Provincie Fryslân.