21 oktober t/m 15 november 2003
DE PRETTIGE LICHTHEID VAN DE POPPENKAST
Interview met Maarten Kastelijns door Petra Jekel
Als ik Maarten Kastelijns in Kunsthuis Syb spreek over het theaterproject ‘De zingende visser’, is de uitnodigingskaart voor de voorstelling net diezelfde middag bij mij aangekomen. Maarten heeft de kaart nog niet gezien en bekijkt de mijne even aandachtig. De foto van de man die met twee handen een enorme, zelfgevangen vis vasthoudt, heeft hij van internet gehaald, zegt hij. Het is een kiekje van een trotse maar anonieme sportvisser. De voorstelling is volgens Maarten anders dan de foto op de uitnodigingskaart doet vermoeden.
Hoe anders?
De kaart geeft de indruk dat het gaat om een variété show: De zingende visser! Daar komt ‘ie dan! Voor mij had het zelfs nog wel iets meer overdreven gemogen. De voorstelling is juist veel ingetogener. Dat contrasteert. Hij zingt ook niet. Het gaat over een man die maar één doel heeft: de visvijver bereiken. De visser staat ’s ochtends op. Hij ziet op zijn kalender dat het een belangrijke dag belooft te worden. Er gebeurt die dag van alles. Op het eind komt hij een vrouw tegen die haar vuilniszakken buiten aan het zetten is. De visser struikelt over een losslingerende zak. En ja, het zou best wat kunnen worden tussen die twee. Maar de visser wil toch liever naar zijn geliefde visvijver. We zijn aan dit stuk begonnen met weinig inhoud, alleen met het principe van reizen, de visser en de route van de visser. Van lieverlee is er steeds meer betekenis in gaan kruipen. Je zou kunnen zeggen dat de visser aan het eind sterft. Het is één grote metafoor en daardoor blijft het ook heel licht.
Het is dus een soort ‘roadplay’, een reisverhaal, misschien zelfs een modern sprookje. Maar hoe wordt dit verhaal nou theater?
Dat is het hele onderzoek: hoe ga je dit in godsnaam doen? Je moet in détail gaan wil je schwung in het verhaal krijgen en niet alleen van de ene locatie naar de andere gaan. Dat is lastig in theater, want hoe krijg je alles in één toneelruimte? Het begint dus bij het décor. Wat zet je neer? Ga je de menselijke gedachten vormgeven of ga je het er letterlijk allemaal neerzetten? Wij kiezen voor het eerste. Wij switchen niet van locatie naar locatie, maar van détail naar détail, door middel van video. Het artistieke team bestaat uit drie mensen: Bram is de regisseur, Evelien is de componist en ik zelf ben de vormgever. Er zijn ook enkele acteurs bij betrokken maar er is weinig tekst. De rollen van Bram en mij overlappen elkaar. De mise-en-scène hebben we samen gedaan. Dat moet gewoon perfect kloppen, want het toneelbeeld bestaat uit dezelfde détails als die in het verhaal naar voren komen. Dat maakt de samenwerking ook zo interessant. Ieder heeft zijn eigen specialisatie in onze rolverdeling, maar we maken het wel sámen, dus ik kan ook iets zeggen over de composities of over de regie. Mijn rol is dan wel die van vormgever, maar dat kan je heel breed zien.
Je hebt aan de kunstacademie Minerva in Groningen gestudeerd. Heb je daar nog veel van gemerkt in je opleiding tot theatervormgever? Wat is je relatie met de beeldende kunst? We zitten hier tenslotte in een Kunsthuis!
Ik heb voor de academie eerst twee jaar op de Theaterschool in Amsterdam doorgebracht. Daar was veel acteursgeouwehoer: het pure dramawerk, teksttoneel. Daar heb ik weinig mee. Je hebt meerdere manieren om een verhaal te vertellen. Aan de kunstacademie krijg je dat teksttoneel niet mee. Je zit er echt in de kunst. Maar ik weet nu wel wat er nog meer is.
Maakt dat jouw theatervormgeving autonoom of zegt je dat niets?
Ja, juíst. In mijn opleiding aan Minerva moest ik er ook een autonoom vak naast doen, zodat je ook een specialisatie krijgt in die theatervormgeving. Het is iets anders als je wordt gevraagd omdat er bij een voorstelling toevallig nog een vormgever nodig is, dan dat je speciaal wordt uitgenodigd om je eigen visie en kwaliteiten. Ik sta náást de regisseur en niet er onder.
Wat zijn jouw ideeën om dit verhaal vorm te gaan geven?
Voorop staat dat we toewerken naar de voorstellingen in Amsterdam, waar het stuk één op één met alle toeters en bellen te zien zal zijn. De vraag is hoe we de tijd hier in Kunsthuis Syb kunnen benutten om die voorstelling te realiseren. De keuze is gevallen op een schaaltheater van één op vier. Omdat we veel met video en geluid werken, kunnen we dat hier prepareren en zien hoe het straks zal worden. We hebben hier een filmlocatie. De eerste scène speelt hier in het oude achterhuis waar je dat bed ziet staan. Zo zijn een heleboel video-opnames voor de voorstelling hier in de omgeving gemaakt.
Is het hier inspirerend voor je?
Ja, omdat je hier samen kan wonen, samen koken, samen ouwehoeren, samen werken. Zodra je in Groningen of Amsterdam werkt, zit iedereen meteen weer thuis. Dat werkt totaal anders. Ik kan niet precies zeggen waar dat in zit, maar het gaat ook om elkaar leren kennen, vertrouwen scheppen. De acteurs komen straks ook hier naar toe en dan gaan we met z’n allen repeteren.
Hoe ga je levende acteurs in een één op vier theater stoppen?
Poppetjes. Evenbeelden met een stokje er aan. Een grote poppenkast.
Heb je wel eens eerder iets op zo’n schaal gedaan?
Eén op vier is een standaardmaat. Grote voorstellingen, bijvoorbeeld die van Joop van den Ende, doen het ook. Theater is duur. Als je een première maakt, heb je een montageperiode van twee of drie weken nodig, waarvoor je een theater moet huren. Dat kost geld. Er zijn een aantal één op vier theaters in Nederland. Alles zit in zo’n theater, dus ook alle lampen in het klein. Hartstikke duur. Maar wel véél goedkoper dan een theaterzaal. In zo’n schaaltheater kun je het décorplan goed neerzetten, een lichtplan maken, de mise-en-scène bekijken en een timing maken. Dat is precies wat wij hier ook gaan doen.
Wat dus normaal gesproken wel een normale procedure kan zijn, maar dan achter de schermen, presenteer je hier voor publiek. Heb je daar artistieke bedoelingen mee?
Nee, het is debet aan een verkeerde planning. De periodes hier en in Amsterdam zijn aansluitend. Dat is echt gekkenwerk. Twee maanden geleden leefden we nog met het idee dat het publiek hier in Kunsthuis Syb in de schoenen stond van de zingende visser en dat het door het Kunsthuis heen zou lopen om daarmee in de verschillende scènes terecht te komen. In Amsterdan wilden we de visser ineens op het toneel brengen, zodat het publiek er als toeschouwer met meer afstand naar kijkt. Maar het werd al snel duidelijk dat dat niet haalbaar is, omdat er dan twee verschillende producties zouden ontstaan. Daar heb je een half jaar voor nodig in plaats van anderhalve maand.
We wilden video gaan gebruiken. Dus de vraag was: in hoeverre kun je het projectieoppervlak integreren in het décor? Dat vind ik erg belangrijk. We hebben daarvoor gedacht aan een draaibaar scherm. Maar het worden toch twee verschillende schermen. Het eerste scherm hangt hoog aan de rechter zijde van het toneel; het tweede staat op de grond aan de linkerzijde van het toneel. Het vooraanzicht wordt daardoor bijna van grafische kwaliteit; het verdeelt het vooraanzicht in vier segmenten, waarvan er twee projectiedoek zijn en twee een doorkijk bieden naar achter op het toneel. Doordat het linker scherm kan bewegen, wisselt het toneelbeeld gedurende de voorstelling. Het wordt een soort poppenkast. Er staat ook een décorstuk in dat we proberen te bouwen alsof er een stukje huis is uitgestanst. Het is de overloop van het huis, een soort ‘non-place’. Dat is voor ons een sleutelbegrip, niet alleen in het décorontwerp, maar in de voorstelling als geheel.
Als je in een klassieke theateropstelling constant een open beeld hebt en je verkleint op het toneel, dan gebeurt dat vaak door middel van verlichting. Maar hiermee kun je én intimiteit krijgen én je kunt de boel helemaal open gooien. Er kunnen grote beeldwisselingen plaatsvinden met weinig middelen. Plus dat we de video’s half als décor gebruiken en half als détails. Het ene scherm laat het gezichtpunt van de visser zien en de andere wat hem onderweg overkomt. In de scène waarin de visser in de bus zit, zie je een animatie van een bus. Zo ‘dubben’ we hem dus, want hij staat ook echt op het toneel. Op het andere scherm is het voorbijtrekkende landschap te zien dat hij vanuit de bus ziet.
Heeft het fragmentarische te maken met hoe we in onze maatschappij in het leven staan, met een overdonderende hoeveelheid aan mogelijke invalshoeken en visuele ervaringen?
Ik weet niet of dat mijn leidraad is om dit op deze manier vorm te geven, maar het komt natuurlijk wel zo uit. Volgens mij ben ik meer op zoek naar hoe ik een verhaal op een alternatieve manier kan vertellen dan of via woorden of via een totaaldécor: het bouwen van een hele set. Ik wil het publiek actiever laten deelnemen aan het stuk. De middelen die we heden ten dage hebben, zet ik voor dit doel allemaal in. In die zin is het misschien postmodern. De toeschouwers krijgen geen hapklare brokken voorgeschoteld, maar losse détails die door hen zelf aan elkaar geknoopt moeten worden. Bij elke scène is de vraag opnieuw: wat laat de video zien, wat is er te horen en wat doet de acteur op het toneel.
Je splitst zo’n scène dus op in de verschillende invalshoeken die die scène maken. Ja, en die verlenen ook de betekenis aan die scène. Maar op dit moment werken we vooral vanuit de logistiek. Hoe komt de visser op welke plek en waarom is hij daar? Doordat we met die praktische vragen bezig zijn, krijgt het vanzelf betekenis, die we dan weer kunnen afstemmen op de volgende scène. Inhoudelijk wordt het ons dus ook gaandeweg steeds duidelijker. Het idee dat de visser sterft, is pas drie dagen oud, terwijl het project al twee maanden oud is.
Het valt me op dat het niet alleen als plaatje van voren gezien gefragmenteerd is, maar ook in de ruimtelijke zin heel installatieachtig is. Een installatie in de zin van beeldende kunst, waarin misschien ook nog een performance plaatsvindt. Zie je die relatie?
Die relatie is heel ingewikkeld en heel grappig tegelijkertijd. Ik ben een echt theatermens. Zodra ik met zoiets bezig ben, is het voor mij dus theater. In die zin is er voor mij geen onderscheid tussen beeldende kunst en theater. Vanuit de beeldende kunst gezien zou het ook beeldende kunst kunnen zijn. Het is lastig om dat verschil aan te geven; ik zie daar bijna geen verschil tussen. Ik maak graag dingen waar een ‘live’ element in zit. Ik vind het wel interessant om een installatie te maken, maar alleen als daar ook iets menselijks in aanwezig is. Het kan dus ook een performance zijn, maar performance zie ik meer als iets dat naar theater toe trekt dan dat het refereert aan de oude performancekunst van bijvoorbeeld Abramovic. We werken nu bewust wel met een scheiding tussen publieksruimte en theaterruimte. In Amsterdam al helemaal; daar is een tribune met stoelen. Maar ik zou ook graag theater willen maken buiten het theater om veel meer op dat grensgebied gaan zitten. Theater blijft zo’n zwarte doos. Daar kan je veel in doen, daar zijn theaters technisch toe uitgerust, maar het heeft ook iets beperkts.
Het reisverhaal van de visser komt op mij heel existentieel over. Het reizen is bij uitstek een metafoor voor het reizen van geboorte naar dood en het vissen kan een metafoor zijn voor het zoeken naar betekenis in het leven.
Zo is dat, die dingen hebben we niet voor niks gekozen. Door een visser te kiezen, krijg je acuut die associaties en dat vinden we okee. Maar het fijne er aan is dat het ook een hele platte kant heeft. Het contrast tussen wat er achter zit en de letterlijke handeling.
Je bedoelt de droogkloterige situaties van een simpel figuur die met z’n hengel op pad gaat en hij komt maar niet bij dat stomme vijvertje aan.
Ja, dat is er ook. En dat is een prettige lichtheid.
Petra Else Jekel studeert kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast werkt ze als dichter en is ze als zodanig in bloemlezingen en tijdschriften en op literaire podia in het land terug te vinden.
DE ZINGENDE VISSER
Bram de Goeij, Maarten Kastelijns en Evelien van den Broek
Projectperiode 21 oktober t/m 15 november
Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting en de Provincie Fryslân.
Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.