27 oktober t/m 14 november 2010

DE VIJFDE SYBREN HELLINGA KUNSTPRIJS

Recensie door Laurie Cluitmans

Er hangt een zekere spanning in Kunsthuis SYB op zondagmiddag 14 november. Een vijftal kunstenaars (Laurence Aëgerter, Carl Johan Högberg, Jenny Lindblom, Daniel de Roo en Jetske Verhoeven) zwerft wat zenuwachtig door de vertrekken, de tijd dodend, in afwachting van de uitslag van de inmiddels alweer vijfde Sybren Hellinga Kunstprijs: de driejaarlijkse prijs die in 1998 door galeriehouder Sybren Hellinga in het leven werd geroepen om zijn levensmissie – compromisloze kunst aanmoedigen – kracht bij te zetten. Een paar uur later komt de jury, bestaande uit Hilde de Bruijn (voorheen SMART Project Space), Hanne Hagenaars (Mister Motley), Ad de Jong (beeldend kunstenaar) en Lotje van Lieshout (winnaar vierde Sybren Hellinga Kunstprijs), met het verlossende woord: Jetske Verhoeven wint de vijfde Sybren Hellinga Kunstprijs!

Kunstprijzen in overvloed tegenwoordig in Nederland: van de prestigieuze tweejaarlijkse ‘The Vincent’ van het Stedelijk Museum Amsterdam en de jaarlijkse ‘Volkskrant Beeldende Kunstprijs’ tot de meer obscure ‘Kunstenaar van het jaar’, uitgereikt door Stichting Kunstweek. Elke prijs zijn eigen visie en aanpak, zo ook de Sybren Hellinga Kunstprijs. Geheel in de sfeer van het residentieprogramma, krijgen de genomineerden de kans in afzondering, en naar wens ter plekke, een presentatie voor te bereiden. De vijf kunstenaars brachten wisselende perioden samen in huis door, van enkele weken tot een paar dagen, en het is wat dat betreft niet verwonderlijk dat uiteindelijk Jetske Verhoeven de prijs wint. Ze werkte ruim twee weken in Beetsterzwaag aan een site specifieke installatie en haar nieuwste video ‘J’attends la guerre’. Toch blijft het, zoals zo vaak met kunstprijzen, spreekwoordelijk appels met peren vergelijken.

Verspreid over het huis installeerden ze hun werk. Zo toont Daniel de Roo (Amsterdam, 1984) op de begane grond bij binnenkomst een ruimtevullende installatie. ‘Symbolic Exchange’ bestaat uit drie witte sculpturale figuren op sokkels, met daaroverheen en op de wanden beelden geprojecteerd uit de media van militante leden van onder andere Hamas en Al-Qaida. De sculpturen komen als het ware tot leven en werpen tegelijkertijd schaduwen op de projecties erachter, alsof ze zichzelf censureren. De frictie tussen werkelijkheid en kunstmatigheid stond eerder centraal in De Roo’s werk, maar krijgt nu een expliciet politieke gelaagdheid.

Een ruimte verder toont Jenny Lindblom (Eskilstuna, Zweden, 1981) een aantal schilderijen en een collageachtige installatie, waarin ze het idee van het ‘sociale zelf’ en haar eigen positie als kunstenaar onderzoekt. Lindblom brengt een zekere vervreemding aan in haar schilderijen van duistere paradijselijke settings. Zo poseert een meisje wat ongemakkelijk, als op een vakantiekiekje, terwijl ze met haar felgekleurde badlaken, haar witte, maar deels gebruinde, lichaam bedekt. Tegelijkertijd schijnt Lindblom’s handtekening op cartooneske wijze door op het doek, haar eigen identiteit als ‘maker’ onthullend.

Naast Lindblom, brengt Carl Johan Högberg (Eskilstuna, Zweden, 1979) diverse werken gebaseerd op de collage ‘Health through Sports’ van Max Ernst uit 1920. Het is niet het medium dat eenheid brengt in Högberg’s werk, maar de transformaties daar tussen. Van een flipboekje over ‘hoe te golfen’ maakte hij enkele foto’s die hij vervolgens op een diaprojector toont. Er treedt een zekere vertraging op en in plaats van een snelle les, hapert het beeld en is het eigenlijk nog steeds niet duidelijk hoe je moet golfen. Tegen het projectiescherm leunt een pingpong batje. Van brons gemaakt, neemt het echter ook hier het speelplezier weg. Dergelijke subtiele vertalingen van materiaal creëren een typerende spanning in Högberg’s werk.

Laurence Aëgerter (Marseille, Frankrijk, 1972) nam de slaapkamers op de bovenste verdieping over en toont er een tweetal installaties. Op twee bedspreien liet ze een vraag en antwoord gesprek borduren. Maar niet zomaar een, het gesprek is gebaseerd op een serie van spirituele seances. Op de linker sprei worden poëtische levensvragen gesteld, zoals ‘Do you know love?’, maar ook meer praktische en humoristische vragen, als ‘Can you travel to Russia?’. De vragen vinden hun antwoord via een verbindende draad op de rechter sprei. Het is een innerlijke dialoog en tegelijkertijd opent het de deur naar een meer spirituele kant. In de andere slaapkamer hangen midden in het kleine vertrek complex geweven tapijten van lichtgevend weefsel. Wanneer het donker wordt lichten aspecten op, alsof de geesten van Kunsthuis SYB voor een moment aanwezig zijn.

Tot slot het werk van Jetske Verhoeven (Nijmegen, 1980). Op de begane grond, in een kleine bedompte ruimte die aan doet als een voorraad kast, toont ze haar video ‘J’attends la guerre’ (Ik wacht op de oorlog). De titel ontleende ze aan het werk van Benjamin Vautier uit 1981, waar hij op een zwarte achtergrond de tekst met dikke verfklodders aanbracht. Verhoevens video refereert formeel aan die opzet, maar houdt het midden tussen een jeugdherinnering, een fictieve ontmoeting in Beetsterzwaag en een ongedefinieerde dreiging. In eerste instantie is het beeld moeilijk te ontwaren. Tegen een zwarte achtergrond licht af en toe fel licht op. De voice-over klinkt ondertussen in het Fries, een tekst die maar deels in het Nederlands wordt vertaald en mede daardoor moeilijk ontcijferbaar is. Het beeld verandert naar een statisch shot van het bos, terwijl de vrouwelijke voice-over zich de gevaren ervan herinnert: ‘brandnetels, weerwolven en een nepbunker uit WOII’. Door de fragmentatie en verschillende linguïstische lagen, dan in het Fries, deels in het Nederlands vertaald, gesproken of getypt, blijft het gissen naar waar ze exact aan refereert. Zijn dit haar jeugdherinneringen? Is er daadwerkelijk een oorlog op komst en bereidt ze zich daar op voor? Juist die fragmentatie creëert een zekere afstand van het persoonlijke verhaal en lijkt daarmee een andere tijd te tonen. Een imaginair verleden in het heden gevat. ‘J’attends la guerre’ schetst een verontrustend beeld, dat wordt versterkt door de kleine ruimte waarin het wordt getoond. De muffige ruimte is beangstigend. Wat als de deur dichtvalt? Kun je hier onopgemerkt verdwijnen, je verschuilen?

In de video wordt van een bunker gesproken, maar de ruimte hier, is meer die van een schuilkelder. De site specifieke installatie die Verhoeven in de oude ‘bakkersruimte’ maakte, refereert daarentegen meer aan een bunker. De zwevende balken aldaar vormen een herhaling van de aanwezige elementen van de ruimte. Het zijn twee begrippen die min of meer opzettelijk door elkaar worden gebruikt. Waar de een onderdeel is van een politiek militaire strategie, is de ander de mogelijkheid voor de burger zich te verschuilen. De verdubbeling in het werk en in de presentatie is subtiel en doeltreffend. ‘J’attends la guerre’ is in zijn ogenschijnlijke eenvoud en complexe structuur een mooie reflectie op wat een politieke situatie in kan houden. Volgens het juryrapport: ‘slaagde’ Verhoeven ‘erin werk te maken gebaseerd op persoonlijke ervaringen, dat het persoonlijke overstijgt en verbindt met urgente, gedeelde sociaal-politieke omstandigheden’ en daarmee wint ze terecht de vijfde Sybren Hellinga Kunstprijs.

5e SYBREN HELLINGA KUNSTPRIJS

Genomineerdententoonstelling 27 oktober t/m 14 november 2010
Prijsuitreiking zondag 14 november 2010